Vakantiehuis Zuid-Limburg in Landgraaf, kern Rimburg
Vakantie-appartement Zuid-Limburg                                                                                 
      Share link Vakantiehuis Limburg op Social Media

Geschiedenis van Rimburg

Het dorp Rimburg kan in een adem genoemd worden met befaamde Romeinse nederzettingen in onze provincie zoals Mosa Trajectum (Maastricht) en Coriovallum (Heerlen).

Aan de hand van opgravingen is men aan de weet gekomen dat Romeinse legers de brug over de Worm zijn gepasseerd (tegenover Gremelsbrugge) en dat bij de Rimburgse rivierovergang een soort vesting (castellum) heeft gelegen op de plaats van het huidige kasteel.

De Romeinse brug over de Worm is ook gevonden, evenals diverse graven en een heiligdom. Alles tezamen vormt het een uniek beeld van een Romeins dorp en om die reden is het straatdorp bij de brug een archeologisch rijksmonument geworden. De brug over de Worm en de vesting waren schakels in de grote Romeinse heirbaan (verbindingsweg voor het leger), die van Keulen, via het Wormdal, naar Heerlen, Maastricht en de Belgische plaats Tongeren liep. Deze "Via Belgica" liep uiteindelijk helemaal naar Boulogne-sur-mer aan het nauw van Calais. Een restant van een mijlpaal is nog te vinden aan de Broekhuizerweg in Rimburg. Ook in het oude kerkje van Eijgelshoven zijn mijlpalen (als bouwmateriaal) terug gevonden.

Vanaf de 4e eeuw na Christus verzwakte de heerschappij van de Romeinen, maar rivierovergang en heirbaan bleven van groot belang. Missionarissen, zoals de H. Maternus van Keulen (ong. 320) en de H. Servatius van Maastricht (ong. 350) maakten o.a. van deze weg gebruik om hier het Christendom te komen prediken. Karel de Grote, in 800 te Aken tot keizer gekroond, stichtte in de buurt (Palenberg) een kapel. Sinds ongeveer 850 verslapte allengs het gezag van de keizer. Graven en hertogen trokken steeds meer macht naar zich toe. Deze leenden delen van hun graafschap of hertogdom aan ridders of edellieden, die veilig woonden op sterke burchten. Tot ongeveer 1300 waren de ridders zeer machtig.

Middeleeuwen

In de Middeleeuwen liet een ridder, niet met name bekend, tussen twee rivierarmen van de Worm een burcht bouwen op de resten van het oude castellum.

Hij was eigenaar van het kasteel en het gebied eromheen. Tegen een geringe vergoeding gaf de ridder een deel van zijn landerijen te leen aan mensen die op zijn grondgebied wilden wonen. Zij bouwden er hun huizen en werden zo de grondleggers van de verschillende dorpsgemeenschappen. Hieruit ontwikkelde zich de “vrije heerlijkheid Rimburg”, behorende tot het graafschap en sedert 1101 hertogdom Limburg. Vanaf 1253 werd het slot beheerd door het geslacht Mulrepas; een wijdvertakte ridderfamilie, die verschillende burchten in de omgeving bewoonde. Het kasteel Rimburg diende toen als versterking langs de grote handelsweg van Vlaanderen, via het Rijnland, naar de Oostzee. Maar een feit is, dat de ridders kooplieden en reizigers beroofden en mishandelden. Willem van Mulrepas maakte het zelfs zo bont, dat hertog Jan I van Brabant in 1278 een veldtocht ondernam tegen de Rimburgse slotheer. Na een hevige strijd belegerde hij de burcht “ende dede Rinckberge neder breken”. Omstreeks 1300 was de burcht weer hersteld.

Toen hertogin Irmengard van Limburg in 1283 kinderloos stierf, ontbrandde een strijd om de erfopvolging in dit hertogdom. In 1288 verkocht hertog Reinoud van Gelder (echtgenoot van Irmengard) al zijn rechten op Limburg aan de graven van Luxemburg. Dit was helemaal niet naar de zin van Jan I van Brabant. Hij trok ten strijde tegen de keizer, de aartsbisschop van Keulen en de Hertog van Gelder.

Op 5 juni 1288 won hij de bloedige slag bij Worringen aan de Rijn: het hertogdom Limburg en dus ook de vrije Heerlijkheid Rimburg, kwamen nu in een leenverhouding met Brabant te staan.

Wilhelmina van Mulrepas huwde in 1323 met Gerard van Merode. Het geslacht “vamme Rode” stamt waarschijnlijk van het slot Rode bij Düren. Gerard van Merode noemde zich echter meteen Gerard van Rimburg. Tot 1382 (of 1401) beheerde het geslacht van Merode-Rimburg het kasteel en de Heerlijkheid.

Op 21 september 1382 sloot Hendrik II van Gronsveld een huwelijksovereenkomst met Johanna van Merode-Rimburg. In hetzelfde contract liet hij een huwelijksverdrag opnemen tussen Christiaan van Merode-Rimburg (broer van Johanna) en Metza van Gronsveld (dochter van Hendrik).

Hij wist zo te regelen dat de uitgestrekte Heerlijkheid Rimburg hem toekwam, terwijl hij Christiaan, nog jong en onervaren, met enkele onbelangrijke hofsteden afscheepte. Tot aan zijn dood in 1401, heeft Christiaan zich echter steeds “van Rinkberg” genoemd.

In 1444 (of 1447) gingen kasteel en Heerlijkheid van het geslacht van Gronsveld over op het geslacht van Bronckhorst-Batenburg. Voor de verdiensten die Dietrich II van Bronckhorst en zijn voorouders voor het rijk hebben gehad, verhief keizer Maximiliaan I de vrije Heerlijkheid Rimburg tot “vrije Rijksheerlijkheid” (24 juni 1498). Dit hield o.a. in, dat Rimburg slechts verantwoording schuldig was aan de keizer en niet meer hoefde bij te dragen in de rijkslasten. Maar onder jan I van Bronckhorst kwam Rimburg weer als leengoed bij het hertogdom Brabant (4 januari 1544). Dit was de boete voor het feit dat hij zijn keizer, Karel V ontrouw geworden was. Op 3 juli 1543 had Jan I hulp toegezegd aan hertog Willem van Gulik in diens strijd tegen de keizer om het hertogdom Gelder. Eind augustus 1543 werd de burcht Rimburg door keizerlijke troepen belegerd en ingenomen.

Op 22 juni 1640 verkocht Joost Maximiliaan van Bronckhorst burcht en Heerlijkheid Rimburg aan Arnoud van Boeijmer voor 90.000 Reichstaler. Eigenlijk moest hij 120.000 RT betalen, maar het bedrag werd gereduceerd, omdat een afdeling soldaten van het Spaanse bezettingsleger nogal wat vernielingen had aangericht in de bijgebouwen van het kasteel.

Joost Maximiliaan moest tot verkoop overgaan omdat hij enorme geldbedragen had uitgegeven in de 30-jarige Oorlog. Hij was wel een uitstekend militair; dat moet gezegd zijn!

Het geslacht van Boeijmer, stammend uit de Nederlandse provincie Overijssel, beheerde de Heerlijkheid Rimburg in een tijd, dat de Zuidelijke Nederlanden leden onder de verschrikkingen van plunderende en vechtende Hollandse en Spaanse troepen (1648: einde 80-jarige Oorlog). De ontreddering was groot. Zowel van Spaanse als van Hollandse zijde werden zware belastingen geëist en vaak met geweld geïnd. In 1672 (Het Rampjaar) vielen Franse troepen de Zuidelijke Nederlanden binnen om deze op de Spanjaarden te veroveren. Op 8 november 1673 trok de Franse bezetting van Maastricht naar Rimburg en plunderde de burcht en de bevolking, die daar met have en goed bescherming had gezocht. Op 8 maart 1678 kreeg een afdeling Franse soldaten van haar commandant toestemming om de bewoners van Rimburg-Broekhuizen van hun laatste bezittingen te beroven. Op 10 augustus werd de vrede met Frankrijk gesloten, maar hiermee was de ellende nog niet ten einde. In de jaren die volgden werd de Heerlijkheid Rimburg weer ongemeen belast door haar te laten opdraaien voor kost en inkwartiering van Spaanse soldaten. Van 8 juli 1690 tot 9 september 1691 moest hetzelfde gebeuren, maar nu voor Brandenburgse troepen. En dit alles bracht de bevolking op ofschoon zij als onderdanen van een vrije Heerlijkheid geenszins daartoe verplicht kon worden.

Rimburg vanaf de 18e eeuw:

In 1778 werd Rimburg onderdeel van het Land van 's-Hertogenrade in de Oostenrijkse Nederlanden.

Franse tijd

In 1795 werd de heerlijkheid met schepenbank ingelijfd bij Frankrijk, evenals Ubach over Worms. Ze werden ingedeeld bij het kanton Rolduc van het nieuwe departement Beneden-Maas.

Splitsing

Toen de franse kantonnale indeling in 1814 werd opgeheven, werd het gebied van de voormalige heerlijkheid gesplitst. Het westelijke gedeelte, op de linkeroever van het riviertje de Worm, werd als Nederlandse gemeente Rimburg onderdeel van de nieuwe provincie Limburg. Het oostelijke gedeelte, op de rechter Wormoever, werd Pruissisch gebied, en onderdeel van de nieuwe provincie Groothertogdom Beneden-Rijn.

Nederlandse Gemeente

De gemeente Rimburg heeft tijdens haar bestaan dezelfde bestuursorganisatie gekend als Nieuwenhagen, waarnaar dan ook kortheidshalve wordt verwezen. De gemeente Rimburg werd opgeheven bij “Wet van den 16den December 1886, tot vereeniging der gemeenten Ubach over Worms en Rimburg”. Als ingangsdatum voor de opheffing werd aangewezen de dag waarop de raad van de nieuwe gemeente Ubach over Worms voor het eerst zou vergaderen. Die eerste vergadering vond plaats op 15 maart 1887. De laatste raadsvergadering van de gemeente Rimburg vond op 9 oktober 1886 plaats. Eénmaal werd Rimburg een zelfstandige gemeente. Dit was tijdens de Tweede Wereldoorlog. Rimburg lag in de frontlinie en werd als laatste stukje Zuid-Limburg bevrijd op 2 oktober 1944. Het speelde hierbij een belangrijke rol in de slag om Aken. Aan de Duitse zijde van de Worm liggen nog steeds vele bunkers die onderdeel uitmaakten van de Siegfriedlinie. Tijdens de bestorming hiervan werd het kasteel door de Duitsers zwaar verdedigd. Hierbij werd een gedeelte van het kasteel verwoest tezamen met vele kunstschatten.